G.J. Dukker
Dit huis, dat Oostwaarts naast het laatst vermelde staat, bevindt zich op het erf van twee huizen, waarvan het Oostwaarts staande heette de Witte Laars.
Deze beide huizen behoorden eens aan Henrick Gysselen Janszn, die van zijne vrouw Hadewich, dochter van Jacob van Engelen, deze kinderen had: Gijsbert; Elisabeth; Hadewich; Heylwich, echtgenoote van Jacob Spycker Bernardszn en Jacob Gysselen, wiens zonen waren Jan en Jacob; deze kinderen, behalve Jacob, voor wien bij plaatsvervulling optraden zijne beide hiervoren genoemde zonen, verkochten 2 Augustus 1542 (Reg. n°. 160 f. 553) die beide huizen, waarvan een was twee woningen onder één dak, aan den med. doctor mr. Marcelis Heymans. Van dezen erfde het Westwaarts staand huis, dat het groote huis geheeten werd, diens dochter Adriana, welke huwde met Jaspar van Balen (zoon van mr. Frans, raad van den Bosch en Anna Gecx) en hem schonk eene dochter Henricksken van Balen, die de huisvrouw werd van den apotheker mr. Lambrecht de Bye, zoon van den apotheker mr. Henrick. Genoemde mr. L. de Bye verkocht het groote huis 2 Maart 1609 (Reg. n°. 277 f. 275) aan den kramer Roelof, zoon van Aerdt Dirckszn Toelincx. Het ander huis, zijnde de twee woningen onder één dak, werd voor de eene helft geërfd door voornoemde Henricksken van Balen en voor de andere helft door Belyken, dochter van genoemden mr. Marcelis Heymans en weduwe van mr. Henrick de Bye voornoemd, wiens laatste huisvrouw zij was; dezen verkochten het laatstbedoelde huis, dat later de Witte Laars genaamd werd, 3 December 1599 (Reg. n°. 263 f. 147) aan den kramer Joris Goyartszn van Gulick.
Laatstgenoemde had van zijne vrouw Cornelia N. een zoon Peter Joriszn van Gulick, die laatstbedoeld huis van zijnen vader erfde en daaraan, omdat hij schoenmaker van zijn ambacht was, den naam van de Witte laars zal gegeven hebben.
| 263 |
Hij huwde 8 Augustus 1631 voor Schepenen van den Bosch Grietken van Lier, dochter van Jan Jacobszn, welke hem o.a. een zoon Jacobus van Gulick schonk, die het huis de Witte laars erfde; die zoon zal kinderloos gestorven zijn, want hij vermaakte 25 October 1686 dit huis, dat toen gezegd werd te zijn een huis, bestaande uit twee woningen onder één dak met leerlooierij en achterhuis, aan de kinderen van zijnen broeder Jan van Gulick in vruchtgebruik en aan hunne kinderen in eigendom. Van deze kinderen was alleen gehuwd Joris van Gulick, wijnkooper te den Bosch, alwaar hij in het R.K. bedehuis van St. Jan 13 Januari 1668 gedoopt was; diens vrouw was Françoise Coebergh uit Grave, met wie hij 29 November 1690 in het R.K. bedehuis van St. Pieter te den Bosch getrouwd was; zij schonk hem slechts twee kinderen: Judith Cornelia van Gulick, huisvrouw van François Lauwers, mr. steenhouwer te Antwerpen, en Margaretha van Gulick, die ongehuwd stierf; deze beide kinderen erfden, omdat zij de eenige kleinkinderen van den broeder van genoemden Jacobus van Gulick waren, den eigendom van het huis de Witte Laars, waarna een hunner, zijnde Margaretha van Gulick, de helft daarvan vermaakte aan Anna van Son. Deze en gezegde Judith Cornelia van Gulick verkochten de Witte Laars 4 September 1737 (Reg. n°. 557 f. 317 vso) aan Louisa, Maria en Elisabeth Jannette, wonende te den Bosch, van wie ten slotte als eenige eigenares van dat huis overbleef de laatstgenoemde harer, welke gehuwd was met Albertus Berkemeyer, apotheker te den Bosch; hij verkocht dat huis 3 Mei 1751 (Reg. n°. 570 f. 200) aan Cornelis van Beynen, leerlooier aldaar, die daarbij ook nog kocht het gezegd Westwaarts daarvan staand groote huis 1), en het daarmee vereenigde, zoodat het van nu af aan daarmede één
| 264 |
pand vormde, dat hij als leerlooierij exploiteerde. Na zijnen dood werd die looierij den 19 Februari 1782 door zijnen executeur-testamentair en zijne erfgenamen verkocht aan Anthony Mathias Suyskens, mr. zilversmid te den Bosch, die het 31 Mei 1783 weder verkocht aan Hendrikus Vermaas, woonachtig te Waalwijk. Ten slotte werd zij gekocht door Jhr. Eugène van Meeuwen, gep. majoor der Cavalerie, die de daartoe behoorende gebouwen deed afbreken en daarvoor diens tegenwoordige woning in de plaats deed bouwen. | 265 |
Noten | |
1. | Dit huis was 3 Mei 1698 door de erven van Cornelis Bockhoven, onder welken de kinderen van diens dochter Adriaantje en haren man Andries Bolsius, verkocht aan Willem Vreggen, woonachtig te den Bosch; den 12 Juli 1728 (Reg. no 543 f. 244 vso) werd het bij gerechtelijke uitwinning, gedaan ten laste van Leonard Ragay, verkocht aan Cornelia en Anna Ginhoven, wonende te den Bosch; het werd toen gezegd te staan tusschen bet huis der erven van Peter Janszn van Gulick (lees: Jan Peterszn van Gulick) ex uno en dat van mr. Norbertus Snelle ex alio; den 5 Aug. 1745 werd het ook bij gerechtelijke uitwinning, nu van den boedel van Willem Ginhoven, bierbrouwer te den Bosch, alsmede door Cornelia Ginhoven verkocht aan Gerardus van Santvoort, inwoner van den Bosch. |
1908 | jhr. J.C.P.E. van Meeuwen |
1910 | jhr. J.C.P.E. van Meeuwen (gep. majoor der cavalerie) |
1928 | dr. L.J.J. van Ginneken |
1936 | L. van Ginneken (huidarts) |
1943 | D.J.H. Bour (arts) - dr. L.J.J. van Ginneken (arts) |
A. van Drunen, 'Bouwsporen uit de oorlog' in: 's-Hertogenbosch 3 (1994) 89-90